Het offerfeest is vooral een feest van geven en goede daden. Delen met anderen is een echt Islamitisch gebruik, maar op deze dag wordt er nog eens extra de nadruk op gelegd. Het offerfeest is (na het suikerfeest) de tweede belangrijke feestdag van het Islamitisch jaar. Het wordt volgens de Islamitische kalender gevierd op de tiende dag van de twaalfde maand van het heilige jaar.

De Haddj
Eenmaal in zijn leven moet de moslim die daartoe lichamelijk en financieel in staat is, een pelgrimstocht maken naar de heilige stad Mekka in Saoedi-Arabië. Deze pelgrimstocht ('haddj') voert langs heilige plekken die worden geassocieerd met de profeten Ibrahiem (Abraham) en Mohammed. De haddj mag op elk tijdstip van het jaar worden gemaakt, maar het liefst in de twaalfde maand. Dit is de maand van de bedevaart.
Het offerfeest

Op de tiende dag van de haddj offert de pelgrim een geit of een schaap. Dit offerfeest herinnert aan de liefde van Ibrahiem voor God. Ibrahiem was God namelijk zo toegewijd dat hij bereid was zijn zoon Isma'iel te offeren. God zond daarop een schaap dat Isma'iels plaats op het altaar mocht innemen.
Moslims die niet op bedevaart zijn, vieren het offerfeest in hun eigen land. Families die het zich financieel kunnen veroorloven kopen met zes andere families een offerdier en laten dit ritueel slachten. Het offerdier is vaak een schaap of geit, maar ook grotere dieren, zoals koeien en stieren, zijn toegestaan. Zolang het dier maar gezond is.
Samen delen
Na het slachten wordt het dier in drieën gedeeld. Het eerste deel is voor de familie, het tweede voor gasten en het derde wordt aan de armen gegeven. De opbrengst van de huid van het offerdier is bestemd voor liefdadige instellingen.